D
ijkenbouw, vóór de Deltawerken
Dijken werden vroeger van klei gebouwd. Aan de zeezijde werden ze voor het grootste gedeelte bekleed met natuursteen, die met de vroegere handels- en transportmogelijkheden werd aangevoerd. Zo verscheen achtereenvolgens natuursteen uit de Lesse (Lessinese steen) uit Doornik en Vilvoorde, terwijl later basalt (Duitsland) en graniet (helemaal uit Polen en Portugal) werden gebruikt. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd de toepassing van betonblokken geïntroduceerd, die al snel in allerlei vormen en maten beschikbaar kwamen. De delen van het buitenbeloop die boven de stormwaterstand lagen, liet men met gras begroeien.
Deltadijken
Voor de veel grotere deltadijken was er niet genoeg klei en basalt beschikbaar. De dijken van tegenwoordig bestaan dan ook uit een zandkern met een kleilaag eroverheen. De nog bruikbare basaltzuilen aan de zeezijde van de dijk zijn aangevuld met modernere materialen om het buitenbeloop tot grotere hoogte te verstevigen. Direct na de watersnoodramp werd al asfalt toegepast op nieuwe dijken om sneller te kunnen werken. Deze bekleding is waterdicht, zodat het water van de krachtige golven niet bij het zandlichaam van de dijk kan komen. Dat heeft echter ook een nadeel. Bij een snel dalende buitenwaterstand kan het grondwater in het dijklichaam deze daling niet bijhouden. Er staat dan nog water in de dijk dat zich naar buiten wil duwen, en zo ontstaat overdruk van binnen uit. Bij Vlissingen pakte dat al kort na de aanleg van de glooiing voor boulevard De Ruyter slecht uit. Na een sterke waterstandsdaling door een opstekende oostenwind barstte de asfaltglooiing open door overdruk.
Dijkenbouw: mensenwerk
De kleilaag die als ondergrond voor de stenen zou dienen moest eerst worden verdicht. Bij de aanleg van de Zoutelandse zeedijk in 1958 gebruikte men hiervoor trekpaarden, die letterlijk hun sporen moesten verdienen in de aan te stampen klei. Op de kleilaag kwamen onregelmatige basaltstenen (veelhoekige zuilen met ongelijke hoogte) die met de hand gezet moesten worden, wat een zwaar en moeilijk karwei was.
Betonblokken
Ter aanvulling en vervanging van het basalt werden na de ramp veel betonblokken gebruikt. Dit werkte gemakkelijker, alleen al omdat ze allemaal dezelfde vorm en hoogte hadden. En het ging nog veel sneller toen het steenzetten werd gemechaniseerd. De betonstenen voldeden echter niet, want ze waren niet hoog genoeg.
Een nieuwe vondst was de betonnen basaltsteen ontworpen als een standaardpakket van zuilen. In zo’n standaardpakket zitten dus een vast aantal even hoge betonnen basaltstenen van verschillende vormen in elkaar gepast. Bovendien passen de standaardpakketten bij de randen aan elkaar. Het zetten van de betonnen basaltstenen is veel gemakkelijker, maar moest aanvankelijk nog wel met de hand gebeuren. Sinds enkele jaren gebeurt ook dit op grote schaal machinaal.
Dijkenbouw: mechanisatie
Zoals gezegd deed de mechanisatie zijn intrede in de dijkenbouw. Er waren steeds minder mensen voor nodig. Terwijl bij het dijkherstel de lange gieken van vele draglines driftig in het rond gingen, ziet men nu nog slechts hydraulische kranen; echte alleskunners.
Hydraulische kranen graven klei en zand, laden vrachtauto's, brengen de kleilaag aan, verdichten deze met hun rupsbanden en plaatsen de glooiingstenen.